Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
1) | “entiteit”: een rechtsfiguur die een afzonderlijke financiële rekening opstelt, of een rechtspersoon; |
2) | “groepsentiteit”:
|
3) | “groep”:
|
4) | “MNO-groep”: een groep die ten minste één entiteit of vaste inrichting omvat die niet in de jurisdictie van de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd; |
5) | “omvangrijke binnenlandse groep”: een groep waarvan alle groepsentiteiten in dezelfde lidstaat zijn gevestigd; |
6) | “geconsolideerde jaarrekening”:
|
7) | “verslagjaar”: de verslagleggingsperiode waarover de uiteindelijke moederentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep haar geconsolideerde jaarrekening opstelt of, indien de uiteindelijke moederentiteit geen geconsolideerde jaarrekening opstelt, het kalenderjaar; |
8) | “indienende groepsentiteit”: een entiteit die een aangifte met informatie betreffende de bijheffing indient overeenkomstig artikel 44; |
9) | “overheidsentiteit“: een entiteit die aan alle volgende criteria voldoet:
|
10) | “internationale organisatie”: elke intergouvernementele organisatie, met inbegrip van een supranationale organisatie, of een volledig gehouden agentschap of instantie daarvan, die aan alle volgende criteria voldoet:
|
11) | “non-profitorganisatie”: een entiteit die aan alle volgende criteria voldoet:
|
12) | “doorstroomentiteit”: een entiteit voor zover zij fiscaal transparant is met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen in de jurisdictie waarin zij is opgericht, tenzij zij haar fiscale woonplaats in een andere jurisdictie heeft en aldaar onderworpen is aan een betrokken belasting op haar inkomsten of winsten; een doorstroomentiteit wordt geacht het volgende te zijn:
voor de toepassing van deze definitie wordt onder “fiscaal transparante entiteit” verstaan een entiteit waarvan de inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen krachtens de wetten van een jurisdictie worden behandeld alsof zij door de directe eigenaar van die entiteit in verhouding tot zijn belang in die entiteit zijn verworven of gemaakt; een eigendomsbelang in een entiteit of een vaste inrichting die een groepsentiteit is, wordt behandeld alsof het via een fiscaal transparante structuur wordt gehouden indien dat eigendomsbelang indirect wordt gehouden via een keten van fiscaal transparante entiteiten; een groepsentiteit die geen fiscale woonplaats heeft en niet onderworpen is aan een betrokken belasting of een gekwalificeerde binnenlandse bijheffing op basis van haar plaats van leiding, plaats van oprichting of soortgelijke criteria, wordt als een doorstroomentiteit en een fiscaal transparante entiteit behandeld met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen, voor zover:
|
13) | “vaste inrichting”:
|
14) | “uiteindelijke moederentiteit”:
|
15) | “minimumbelastingtarief”: vijftien procent (15 %); |
16) | “bijheffing”: de op grond van artikel 27 berekende extra belasting voor een jurisdictie of een groepsentiteit; |
17) | “fiscaal regime inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen”: een reeks fiscale regels, andere dan een gekwalificeerde IIR, krachtens welke een directe of indirecte aandeelhouder van een buitenlandse entiteit, of de hoofdentiteit van een vaste inrichting, onderworpen is aan belasting over zijn aandeel in het volledige inkomen, of een deel daarvan, dat door die buitenlandse groepsentiteit is verdiend, ongeacht of dat inkomen aan de aandeelhouder is uitgekeerd; |
18) | “gekwalificeerde IIR”: een reeks regels die in het interne recht van een jurisdictie ten uitvoer is gelegd, op voorwaarde dat die jurisdictie niet toestaat voordelen met betrekking tot die regels te verlenen, en die:
|
19) | “laagbelaste groepsentiteit”:
|
20) | “tussenliggende moederentiteit”: een groepsentiteit die, direct of indirect, een eigendomsbelang in een andere groepsentiteit in dezelfde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep heeft en niet kwalificeert als uiteindelijke moederentiteit, partieel gehouden moederentiteit, vaste inrichting of beleggingsentiteit; |
21) | “zeggenschapsbelang”: eigendomsbelang in een entiteit waarbij de houder van het belang verplicht is de activa, passiva, baten, lasten en kasstromen van de entiteit post voor post te consolideren, of daartoe verplicht zou zijn geweest, overeenkomstig een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging; een hoofdentiteit wordt geacht het zeggenschapsbelang in haar vaste inrichtingen te houden; |
22) | “partieel gehouden moederentiteit”: een groepsentiteit die, direct of indirect, een eigendomsbelang in een andere groepsentiteit van dezelfde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep houdt, en waarvan meer dan 20 % van het eigendomsbelang in de winst, direct of indirect, wordt gehouden door een of meer personen die geen groepsentiteit van die MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep zijn, en die niet kwalificeert als uiteindelijke moederentiteit, vaste inrichting of beleggingsentiteit; |
23) | “eigendomsbelang”: een aandelenbelang dat recht geeft op de winsten, het kapitaal of de reserves van een entiteit of van een vaste inrichting; |
24) | “moederentiteit”: een uiteindelijke moederentiteit die geen uitgesloten entiteit is, een tussenliggende moederentiteit of een partieel gehouden moederentiteit; |
25) | “aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging”: internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS of IFRS zoals goedgekeurd door de Unie op grond van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (8)) en de algemeen aanvaarde verslagleggingsbeginselen van Australië, Brazilië, Canada, de lidstaten van de Europese Unie, de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, Hongkong (China), Japan, Mexico, Nieuw-Zeeland, de Volksrepubliek China, de Republiek India, de Republiek Korea, Rusland, Singapore, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika; |
26) | “goedgekeurde standaard voor financiële verslaglegging”: met betrekking tot een entiteit, een reeks algemeen aanvaardbare verslagleggingsbeginselen die zijn toegestaan door een erkend verslagleggingsorgaan in de jurisdictie waar die entiteit is gevestigd; voor de toepassing van deze definitie wordt onder erkend verslagleggingsorgaan verstaan het orgaan dat de wettelijke bevoegdheid in een jurisdictie heeft om standaarden voor financiële verslaglegging voor te schrijven, vast te stellen of te aanvaarden; |
27) | “materiële concurrentieverstoring”: met betrekking tot de toepassing van een bepaalde grondslag of procedure volgens een reeks algemeen aanvaardbare verslagleggingsbeginselen, een toepassing die in een gegeven verslagjaar leidt tot een totale variatie van baten of lasten van meer dan 75 000 000 EUR in vergelijking met het bedrag dat door toepassing van de overeenkomstige grondslag of procedure op grond van de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS of IFRS zoals goedgekeurd door de Unie op grond van Verordening (EG) nr. 1606/2002) zou zijn bepaald; |
28) | “gekwalificeerde binnenlandse bijheffing”: een bijheffing die in het interne recht van een jurisdictie ten uitvoer is gelegd, op voorwaarde dat die jurisdictie niet toestaat voordelen met betrekking tot die regels te verlenen, en die:
|
29) | “nettoboekwaarde van de materiële activa”: het gemiddelde van de begin- en eindwaarde van de materiële activa, rekening houdend met de geaccumuleerde afschrijvingen en geleidelijke en bijzondere waardeverminderingen, zoals vastgelegd in de jaarrekening; |
30) | “beleggingsentiteit”:
|
31) | “beleggingsfonds”: een entiteit of constructie die aan alle volgende voorwaarden voldoet:
|
32) | “vastgoedbeleggingsvehikel”: een breed gehouden entiteit die overwegend onroerend goed bezit en die is onderworpen aan één enkel belastingniveau, ofwel ten aanzien van het vehikel zelf ofwel ten aanzien van de belanghouders, met maximaal één jaar uitstel; |
33) | “pensioenfonds”:
|
34) | “entiteit die pensioendiensten verleent”: een entiteit die is opgericht en wordt gedreven uitsluitend of nagenoeg uitsluitend om middelen te beleggen ten behoeve van de in punt 33), a), bedoelde entiteiten of werkzaamheden uit te oefenen die een aanvulling vormen op de in punt 33), a), bedoelde gereglementeerde werkzaamheden, op voorwaarde dat de entiteit die pensioendiensten verleent, deel uitmaakt van dezelfde groep als de entiteiten die die gereglementeerde werkzaamheden verrichten; |
35) | “laagbelastende jurisdictie”: met betrekking tot een MNO-groep of een omvangrijke binnenlandse groep in ongeacht welk verslagjaar, een lidstaat of jurisdictie van een derde land waarin de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep een kwalificerend inkomen heeft en onderhevig is aan een effectief belastingtarief dat lager is dan het minimumbelastingtarief; |
36) | “kwalificerend inkomen of verlies”: het nettoinkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een groepsentiteit, aangepast overeenkomstig de in de hoofdstukken III, VI en VII vastgestelde regels; |
37) | “niet-gekwalificeerde terugbetaalbare imputatiebelasting”: elke belasting, met uitzondering van een gekwalificeerde imputatiebelasting, die is opgebouwd of betaald door een groepsentiteit en die:
voor de toepassing van deze definitie wordt onder gekwalificeerde imputatiebelasting verstaan een betrokken belasting die is opgebouwd of betaald door een groepsentiteit, daaronder begrepen een vaste inrichting, en die terugbetaalbaar of verrekenbaar is aan de gerechtigde van het door de groepsentiteit uitgekeerde dividend of, in het geval van een betrokken belasting die is opgebouwd of betaald door een vaste inrichting, een door de hoofdentiteit uitgekeerd dividend, voor zover de terugbetaling betaalbaar is dan wel de verrekening wordt verleend:
|
38) | “gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed“:
een gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed omvat geen bedragen aan belasting die op grond van een gekwalificeerde imputatiebelasting of een niet-gekwalificeerde terugbetaalbare imputatiebelasting verrekenbaar of terugbetaalbaar is; |
39) | “niet-gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed”: een belastingtegoed dat geen gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed is, maar wel geheel of gedeeltelijk terugbetaalbaar is; |
40) | “hoofdentiteit”: een entiteit die het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een vaste inrichting in haar jaarrekening opneemt; |
41) | “groepsentiteit-eigenaar”: een groepsentiteit die, direct of indirect, een eigendomsbelang houdt in een andere groepsentiteit van dezelfde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep; |
42) | “in aanmerking komend uitkeringsbelastingstelsel“: een vennootschapsbelastingstelsel dat:
|
43) | “gekwalificeerde UTPR”: een reeks regels die in het interne recht van een jurisdictie ten uitvoer is gelegd, op voorwaarde dat die jurisdictie niet toestaat voordelen met betrekking tot die regels te verlenen, en die:
|
44) | “aangewezen indienende entiteit”: de groepsentiteit, niet zijnde de uiteindelijke moederentiteit, die door de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep is aangewezen om namens de MNO-groep of de omvangrijke binnenlandse groep de in artikel 44 vastgelegde aangifteverplichtingen na te komen. |