Responsive image

Artikel 3 Definities

Download de app voor meer functionaliteit.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1)

“entiteit”: een rechtsfiguur die een afzonderlijke financiële rekening opstelt, of een rechtspersoon;

2)

“groepsentiteit”:

a)

een entiteit die deel uitmaakt van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep, en

b)

een vaste inrichting van een hoofdentiteit die deel uitmaakt van een MNO-groep als bedoeld in punt a);

3)

“groep”:

a)

een geheel van entiteiten die met elkaar verbonden zijn door eigendom of zeggenschap zoals omschreven in de aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging voor de opstelling van een geconsolideerde jaarrekening door de uiteindelijke moederentiteit, inclusief iedere entiteit die mogelijkerwijs van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit is uitgesloten op de enkele grond van haar kleine omvang, van haar materieel belang of van het feit dat zij voor de verkoop wordt aangehouden, of

b)

een entiteit die een of meer vaste inrichtingen heeft, op voorwaarde dat zij geen deel uitmaakt van een andere groep zoals omschreven in punt a);

4)

“MNO-groep”: een groep die ten minste één entiteit of vaste inrichting omvat die niet in de jurisdictie van de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd;

5)

“omvangrijke binnenlandse groep”: een groep waarvan alle groepsentiteiten in dezelfde lidstaat zijn gevestigd;

6)

“geconsolideerde jaarrekening”:

a)

de jaarrekening, opgesteld door een entiteit overeenkomstig een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging, waarin de activa, passiva, baten, lasten en kasstromen van die entiteit en alle entiteiten waarin zij een zeggenschapsbelang heeft, zijn weergegeven als die van één enkele economische entiteit;

b)

voor groepen als omschreven in punt 3), b), de jaarrekening opgesteld door een entiteit overeenkomstig een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging;

c)

de jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit die niet is opgesteld overeenkomstig een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging en die vervolgens is aangepast om materiële concurrentieverstoringen te voorkomen, en

d)

wanneer de uiteindelijke moederentiteit geen jaarrekening zoals omschreven in punt a), b) of c), opstelt, de jaarrekening die zou zijn opgesteld als de uiteindelijke moederentiteit verplicht was geweest om een dergelijke jaarrekening op te stellen overeenkomstig:

i)

een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging, of

ii)

een andere standaard voor financiële verslaglegging en op voorwaarde dat de desbetreffende jaarrekening is aangepast om materiële concurrentieverstoringen te voorkomen;

7)

“verslagjaar”: de verslagleggingsperiode waarover de uiteindelijke moederentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep haar geconsolideerde jaarrekening opstelt of, indien de uiteindelijke moederentiteit geen geconsolideerde jaarrekening opstelt, het kalenderjaar;

8)

“indienende groepsentiteit”: een entiteit die een aangifte met informatie betreffende de bijheffing indient overeenkomstig artikel 44;

9)

“overheidsentiteit“: een entiteit die aan alle volgende criteria voldoet:

a)

zij maakt deel uit van of wordt geheel gehouden door een overheid, daaronder begrepen een regionaal lichaam of een lokaal bestuur;

b)

zij drijft geen handel en oefent geen bedrijf uit en heeft als voornaamste doel:

i)

het vervullen van een overheidsfunctie, of

ii)

het beheren of beleggen van de activa van die overheid of jurisdictie door het plaatsen en aanhouden van beleggingen, alsook door vermogensbeheer en daarmee verband houdende beleggingsactiviteiten betreffende die activa;

c)

zij legt aan een overheid verantwoording af over de algemene prestaties en brengt jaarlijks aan die overheid verslag uit, en

d)

bij ontbinding berusten haar activa bij een overheid en voor zover zij netto-inkomsten uitkeert, worden die uitsluitend aan die overheid uitgekeerd zonder dat een deel ervan ten goede komt aan een privaat persoon;

10)

“internationale organisatie”: elke intergouvernementele organisatie, met inbegrip van een supranationale organisatie, of een volledig gehouden agentschap of instantie daarvan, die aan alle volgende criteria voldoet:

a)

ze bestaat voornamelijk uit overheden;

b)

ze heeft met de jurisdictie waarin zij is gevestigd daadwerkelijk een overeenkomst inzake de vestiging van het hoofdkantoor of een in wezen soortgelijke overeenkomst, bijvoorbeeld een regeling die de kantoren of instellingen van de organisatie in die jurisdictie voorrechten en immuniteiten verleent, en

c)

het recht of de statuten verhinderen dat de inkomsten ervan ten goede komen aan private personen;

11)

“non-profitorganisatie”: een entiteit die aan alle volgende criteria voldoet:

a)

zij is opgericht in de jurisdictie waarvan zij ingezetene is en wordt aldaar gedreven:

i)

voor louter religieuze, charitatieve, wetenschappelijke, artistieke, culturele, sportieve, educatieve of andere soortgelijke doeleinden, of

ii)

als een professionele organisatie, bedrijfsvereniging, kamer van koophandel, arbeidsorganisatie, land- of tuinbouworganisatie, burgerorganisatie of als een organisatie uitsluitend ter bevordering van het sociale welzijn;

b)

nagenoeg alle inkomsten uit de in punt a) genoemde activiteiten zijn in de jurisdictie waarvan zij ingezetene is, vrijgesteld van inkomstenbelasting;

c)

zij heeft geen aandeelhouders of leden die een eigendomsrecht of een recht van vruchtgebruik hebben op haar inkomsten of activa;

d)

de inkomsten of activa van de entiteit mogen niet worden uitgekeerd aan of aangewend ten behoeve van een privaat persoon of een niet-charitatieve entiteit, tenzij:

i)

op grond van de charitatieve activiteiten van de entiteit;

ii)

ter betaling van een redelijke vergoeding voor verleende diensten of voor het gebruik van eigendom of kapitaal, of

iii)

als betaling, tegen marktwaarde, voor activa die de entiteit heeft verworven, en

e)

bij beëindiging, liquidatie of ontbinding van de entiteit dienen al haar activa te worden uitgekeerd of teruggegeven aan een non-profitorganisatie of aan de overheid, daaronder begrepen een overheidsinstantie, van de jurisdictie waar de entiteit ingezeten is of aan een regionaal lichaam daarvan;

f)

zij drijft geen handel en oefent geen bedrijf uit die/dat niet rechtstreeks verband houdt met de doeleinden waarvoor zij is opgericht;

12)

“doorstroomentiteit”: een entiteit voor zover zij fiscaal transparant is met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen in de jurisdictie waarin zij is opgericht, tenzij zij haar fiscale woonplaats in een andere jurisdictie heeft en aldaar onderworpen is aan een betrokken belasting op haar inkomsten of winsten;

een doorstroomentiteit wordt geacht het volgende te zijn:

a)

een fiscaal transparante entiteit met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen voor zover zij fiscaal transparant is in de jurisdictie waar de eigenaar is gevestigd;

b)

een omgekeerd hybride entiteit met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen voor zover zij niet fiscaal transparant is in de jurisdictie waar de eigenaar is gevestigd;

voor de toepassing van deze definitie wordt onder “fiscaal transparante entiteit” verstaan een entiteit waarvan de inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen krachtens de wetten van een jurisdictie worden behandeld alsof zij door de directe eigenaar van die entiteit in verhouding tot zijn belang in die entiteit zijn verworven of gemaakt;

een eigendomsbelang in een entiteit of een vaste inrichting die een groepsentiteit is, wordt behandeld alsof het via een fiscaal transparante structuur wordt gehouden indien dat eigendomsbelang indirect wordt gehouden via een keten van fiscaal transparante entiteiten;

een groepsentiteit die geen fiscale woonplaats heeft en niet onderworpen is aan een betrokken belasting of een gekwalificeerde binnenlandse bijheffing op basis van haar plaats van leiding, plaats van oprichting of soortgelijke criteria, wordt als een doorstroomentiteit en een fiscaal transparante entiteit behandeld met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen, voor zover:

a)

de eigenaren ervan zijn gevestigd in een jurisdictie die de entiteit als fiscaal transparant aanmerkt;

b)

zij geen bedrijfsinrichting heeft in de jurisdictie waar zij is opgericht, en

c)

de inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen niet zijn toe te rekenen aan een vaste inrichting;

13)

“vaste inrichting”:

a)

een bedrijfsinrichting of daarmee gelijkgestelde inrichting in een jurisdictie waar die wordt aangemerkt als een vaste inrichting overeenkomstig een toepasselijk belastingverdrag, op voorwaarde dat die jurisdictie het aan die inrichting toerekenbare inkomen in de heffing betrekt overeenkomstig een bepaling die vergelijkbaar is met artikel 7 van het OESO-modelverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen, zoals gewijzigd;

b)

als er geen toepasselijk belastingverdrag bestaat, een bedrijfsinrichting of daarmee gelijkgestelde inrichting in een jurisdictie die het aan die bedrijfsinrichting toerekenbare inkomen op nettobasis in de heffing betrekt op soortgelijke wijze als waarop zij haar eigen fiscale inwoners in de heffing betrekt;

c)

als een jurisdictie geen vennootschapsbelastingstelsel heeft, een in een dergelijke jurisdictie gevestigde bedrijfsinrichting of daarmee gelijkgestelde inrichting die overeenkomstig het OESO-modelverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen, zoals gewijzigd, als een vaste inrichting zou zijn aangemerkt, op voorwaarde dat die jurisdictie het recht zou hebben gehad om het overeenkomstig artikel 7 van dat OESO-modelverdrag aan die bedrijfsinrichting toerekenbare inkomen in de heffing te betrekken, of

d)

een niet in de punten a), b) en c) omschreven bedrijfsinrichting of daarmee gelijkgestelde inrichting met behulp waarvan werkzaamheden worden uitgeoefend buiten de jurisdictie waar de entiteit is gevestigd, op voorwaarde dat die jurisdictie het aan die werkzaamheden toerekenbare inkomen vrijstelt;

14)

“uiteindelijke moederentiteit”:

a)

een entiteit die direct of indirect een zeggenschapsbelang in een andere entiteit houdt en die zelf niet, direct of indirect, eigendom is van een andere entiteit die een zeggenschapsbelang in haar houdt, of

b)

de hoofdentiteit van een groep als omschreven in punt 3), b);

15)

“minimumbelastingtarief”: vijftien procent (15 %);

16)

“bijheffing”: de op grond van artikel 27 berekende extra belasting voor een jurisdictie of een groepsentiteit;

17)

“fiscaal regime inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen”: een reeks fiscale regels, andere dan een gekwalificeerde IIR, krachtens welke een directe of indirecte aandeelhouder van een buitenlandse entiteit, of de hoofdentiteit van een vaste inrichting, onderworpen is aan belasting over zijn aandeel in het volledige inkomen, of een deel daarvan, dat door die buitenlandse groepsentiteit is verdiend, ongeacht of dat inkomen aan de aandeelhouder is uitgekeerd;

18)

“gekwalificeerde IIR”: een reeks regels die in het interne recht van een jurisdictie ten uitvoer is gelegd, op voorwaarde dat die jurisdictie niet toestaat voordelen met betrekking tot die regels te verlenen, en die:

a)

gelijkwaardig is aan de in deze richtlijn of, wat jurisdicties van derde landen betreft, in het document “Fiscale uitdagingen van de digitalisering van de economie - Modelvoorschriften ter bestrijding van mondiale grondslaguitholling (pijler 2)” (“OESO-modelvoorschriften”) vastgelegde regels, in overeenstemming waarmee de moederentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep het aan haar toerekenbare deel van de bijheffing ter zake van die laagbelaste groepsentiteiten berekent en betaalt;

b)

wordt toegepast op een wijze die consistent is met de in deze richtlijn of, wat jurisdicties van derde landen betreft, in de OESO-modelvoorschriften vastgelegde regels;

19)

“laagbelaste groepsentiteit”:

a)

een groepsentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep in een laagbelastende jurisdictie, of

b)

een staatloze groepsentiteit die, met betrekking tot een verslagjaar, een kwalificerend inkomen en een effectief belastingtarief heeft dat lager is dan het minimumbelastingtarief;

20)

“tussenliggende moederentiteit”: een groepsentiteit die, direct of indirect, een eigendomsbelang in een andere groepsentiteit in dezelfde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep heeft en niet kwalificeert als uiteindelijke moederentiteit, partieel gehouden moederentiteit, vaste inrichting of beleggingsentiteit;

21)

“zeggenschapsbelang”: eigendomsbelang in een entiteit waarbij de houder van het belang verplicht is de activa, passiva, baten, lasten en kasstromen van de entiteit post voor post te consolideren, of daartoe verplicht zou zijn geweest, overeenkomstig een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging; een hoofdentiteit wordt geacht het zeggenschapsbelang in haar vaste inrichtingen te houden;

22)

“partieel gehouden moederentiteit”: een groepsentiteit die, direct of indirect, een eigendomsbelang in een andere groepsentiteit van dezelfde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep houdt, en waarvan meer dan 20 % van het eigendomsbelang in de winst, direct of indirect, wordt gehouden door een of meer personen die geen groepsentiteit van die MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep zijn, en die niet kwalificeert als uiteindelijke moederentiteit, vaste inrichting of beleggingsentiteit;

23)

“eigendomsbelang”: een aandelenbelang dat recht geeft op de winsten, het kapitaal of de reserves van een entiteit of van een vaste inrichting;

24)

“moederentiteit”: een uiteindelijke moederentiteit die geen uitgesloten entiteit is, een tussenliggende moederentiteit of een partieel gehouden moederentiteit;

25)

“aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging”: internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS of IFRS zoals goedgekeurd door de Unie op grond van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (8)) en de algemeen aanvaarde verslagleggingsbeginselen van Australië, Brazilië, Canada, de lidstaten van de Europese Unie, de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, Hongkong (China), Japan, Mexico, Nieuw-Zeeland, de Volksrepubliek China, de Republiek India, de Republiek Korea, Rusland, Singapore, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika;

26)

“goedgekeurde standaard voor financiële verslaglegging”: met betrekking tot een entiteit, een reeks algemeen aanvaardbare verslagleggingsbeginselen die zijn toegestaan door een erkend verslagleggingsorgaan in de jurisdictie waar die entiteit is gevestigd; voor de toepassing van deze definitie wordt onder erkend verslagleggingsorgaan verstaan het orgaan dat de wettelijke bevoegdheid in een jurisdictie heeft om standaarden voor financiële verslaglegging voor te schrijven, vast te stellen of te aanvaarden;

27)

“materiële concurrentieverstoring”: met betrekking tot de toepassing van een bepaalde grondslag of procedure volgens een reeks algemeen aanvaardbare verslagleggingsbeginselen, een toepassing die in een gegeven verslagjaar leidt tot een totale variatie van baten of lasten van meer dan 75 000 000 EUR in vergelijking met het bedrag dat door toepassing van de overeenkomstige grondslag of procedure op grond van de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS of IFRS zoals goedgekeurd door de Unie op grond van Verordening (EG) nr. 1606/2002) zou zijn bepaald;

28)

“gekwalificeerde binnenlandse bijheffing”: een bijheffing die in het interne recht van een jurisdictie ten uitvoer is gelegd, op voorwaarde dat die jurisdictie niet toestaat voordelen met betrekking tot die regels te verlenen, en die:

a)

voorziet in de vaststelling van de overwinsten van de in die jurisdictie gevestigde groepsentiteiten overeenkomstig de in deze richtlijn of, wat jurisdicties van derde landen betreft, in de OESO-modelvoorschriften vastgelegde regels en in de toepassing van het minimumbelastingtarief op die overwinsten voor die jurisdictie en de groepsentiteiten overeenkomstig de in deze richtlijn of, wat jurisdicties van derde landen betreft, in de OESO-modelvoorschriften vastgelegde regels, en

b)

wordt toegepast op een wijze die consistent is met de in deze richtlijn of, wat jurisdicties van derde landen betreft, in de OESO-modelvoorschriften vastgelegde regels;

29)

“nettoboekwaarde van de materiële activa”: het gemiddelde van de begin- en eindwaarde van de materiële activa, rekening houdend met de geaccumuleerde afschrijvingen en geleidelijke en bijzondere waardeverminderingen, zoals vastgelegd in de jaarrekening;

30)

“beleggingsentiteit”:

a)

een beleggingsfonds of vastgoedbeleggingsvehikel;

b)

een entiteit die voor ten minste 95 %, direct of via een keten van zulke entiteiten, eigendom is van een in punt a) bedoelde entiteit, en die uitsluitend, of nagenoeg uitsluitend, wordt gedreven om activa aan te houden of middelen te beleggen ten behoeve van die entiteit of entiteiten, of

c)

een entiteit waarvan ten minste 85 % van de waarde eigendom is van een in punt a) bedoelde entiteit, op voorwaarde dat nagenoeg al haar inkomen afkomstig is van dividenden of vermogenswinsten of -verliezen die zijn uitgesloten van de berekening van het kwalificerend inkomen of verlies voor de toepassing van deze richtlijn;

31)

“beleggingsfonds”: een entiteit of constructie die aan alle volgende voorwaarden voldoet:

a)

zij is opgezet om financiële of niet-financiële activa van een aantal beleggers, waarvan sommige niet-verbonden zijn, samen te brengen;

b)

zij belegt volgens een welomschreven beleggingsbeleid;

c)

zij stelt beleggers in staat de transactie-, onderzoeks- en analysekosten te verlagen of het risico collectief te spreiden;

d)

zij is in de eerste plaats opgezet om beleggingsinkomsten of -winsten te genereren, of bescherming te bieden tegen een specifieke of algemene gebeurtenis of uitkomst;

e)

haar beleggers hebben een recht op de opbrengsten uit de activa van het fonds of de door die activa gegenereerde inkomsten, op basis van hun bijdrage;

f)

zij, of haar leiding, is in de jurisdictie waar ze is opgericht of wordt beheerd, onderworpen aan de regelgeving voor beleggingsfondsen, waaronder passende regelgeving tegen witwassen en voor beleggersbescherming, en

g)

zij wordt voor rekening van de beleggers beheerd door deskundigen op het gebied van het beheer van beleggingsfondsen;

32)

“vastgoedbeleggingsvehikel”: een breed gehouden entiteit die overwegend onroerend goed bezit en die is onderworpen aan één enkel belastingniveau, ofwel ten aanzien van het vehikel zelf ofwel ten aanzien van de belanghouders, met maximaal één jaar uitstel;

33)

“pensioenfonds”:

a)

een entiteit die in een jurisdictie is opgericht en wordt gedreven uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten behoeve van het beheer of de verstrekking van pensioenuitkeringen en aanvullende of incidentele uitkeringen aan natuurlijke personen, en waarbij:

i)

die entiteit als zodanig wordt gereglementeerd door die jurisdictie of een van zijn regionale lichamen of lokale overheden, of

ii)

die uitkeringen worden gedekt of anderszins beschermd door nationale regelgeving en worden gefinancierd door een pool van activa die worden gehouden via een fiduciaire overeenkomst of een insteller van een trust om de nakoming van de betreffende pensioenverplichtingen te waarborgen in geval van insolventie van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep;

b)

een entiteit die pensioendiensten verleent;

34)

“entiteit die pensioendiensten verleent”: een entiteit die is opgericht en wordt gedreven uitsluitend of nagenoeg uitsluitend om middelen te beleggen ten behoeve van de in punt 33), a), bedoelde entiteiten of werkzaamheden uit te oefenen die een aanvulling vormen op de in punt 33), a), bedoelde gereglementeerde werkzaamheden, op voorwaarde dat de entiteit die pensioendiensten verleent, deel uitmaakt van dezelfde groep als de entiteiten die die gereglementeerde werkzaamheden verrichten;

35)

“laagbelastende jurisdictie”: met betrekking tot een MNO-groep of een omvangrijke binnenlandse groep in ongeacht welk verslagjaar, een lidstaat of jurisdictie van een derde land waarin de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep een kwalificerend inkomen heeft en onderhevig is aan een effectief belastingtarief dat lager is dan het minimumbelastingtarief;

36)

“kwalificerend inkomen of verlies”: het nettoinkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een groepsentiteit, aangepast overeenkomstig de in de hoofdstukken III, VI en VII vastgestelde regels;

37)

“niet-gekwalificeerde terugbetaalbare imputatiebelasting”: elke belasting, met uitzondering van een gekwalificeerde imputatiebelasting, die is opgebouwd of betaald door een groepsentiteit en die:

a)

aan de uiteindelijk gerechtigde van een door een dergelijke groepsentiteit uitgekeerd dividend terugbetaalbaar is met betrekking tot dat dividend, dan wel door de uiteindelijk gerechtigde verrekenbaar is met een andere belastingverplichting dan een belastingverplichting met betrekking tot een dergelijk dividend, of

b)

terugbetaalbaar is aan de uitkerende vennootschap bij uitkering van een dividend aan een aandeelhouder;

voor de toepassing van deze definitie wordt onder gekwalificeerde imputatiebelasting verstaan een betrokken belasting die is opgebouwd of betaald door een groepsentiteit, daaronder begrepen een vaste inrichting, en die terugbetaalbaar of verrekenbaar is aan de gerechtigde van het door de groepsentiteit uitgekeerde dividend of, in het geval van een betrokken belasting die is opgebouwd of betaald door een vaste inrichting, een door de hoofdentiteit uitgekeerd dividend, voor zover de terugbetaling betaalbaar is dan wel de verrekening wordt verleend:

a)

door een andere jurisdictie dan de jurisdictie die de betrokken belastingen heeft geheven;

b)

aan een uiteindelijk gerechtigde van het dividend die aan belasting is onderworpen tegen een nominaal tarief dat gelijk is aan of hoger is dan het minimumbelastingtarief op het ontvangen dividend krachtens het interne recht van de jurisdictie die de betrokken belastingen heeft geheven van de groepsentiteit;

c)

aan de natuurlijke persoon die de uiteindelijk gerechtigde is van het dividend, die fiscaal inwoner is van de jurisdictie die de betrokken belastingen heeft geheven van de groepsentiteit, en die aan belasting is onderworpen tegen een nominaal tarief dat gelijk is aan of hoger is dan het normale belastingtarief dat van toepassing is op gewone inkomsten, of

d)

aan een overheidsentiteit, een internationale organisatie, een ingezeten non-profitorganisatie, een ingezeten pensioenfonds, een ingezeten beleggingsentiteit die geen deel uitmaakt van de MNO-groep of van de omvangrijke binnenlandse groep, of een ingezeten levensverzekeringsonderneming voor zover het dividend wordt ontvangen in verband met werkzaamheden van een ingezeten pensioenfonds en op vergelijkbare wijze aan belasting onderworpen is als een dividend dat wordt ontvangen door een pensioenfonds;

voor de toepassing van punt d):

i)

zijn een non-profitorganisatie en een pensioenfonds ingezetene van een jurisdictie indien zij in die jurisdictie zijn opgericht en worden beheerd;

ii)

is een beleggingsentiteit ingezetene van een jurisdictie indien zij in die jurisdictie is opgericht en wordt gereglementeerd;

iii)

is een levensverzekeringsonderneming ingezetene van de jurisdictie waarin zij is gevestigd;

38)

“gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed“:

a)

een terugbetaalbaar belastingtegoed dat in de vorm van contante of daarmee gelijkgestelde middelen dient te worden betaald aan een groepsentiteit binnen vier jaar te rekenen vanaf de datum waarop de groepsentiteit aanspraak heeft op het terugbetaalbare belastingtegoed krachtens de wetgeving van de jurisdictie die het tegoed verleent, of

b)

indien het belastingtegoed gedeeltelijk terugbetaalbaar is, het deel van het terugbetaalbare belastingtegoed dat in de vorm van contante of daarmee gelijkgestelde middelen betaalbaar is aan een groepsentiteit binnen vier jaar te rekenen vanaf de datum waarop de groepsentiteit aanspraak heeft op het gedeeltelijk terugbetaalbare belastingtegoed;

een gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed omvat geen bedragen aan belasting die op grond van een gekwalificeerde imputatiebelasting of een niet-gekwalificeerde terugbetaalbare imputatiebelasting verrekenbaar of terugbetaalbaar is;

39)

“niet-gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed”: een belastingtegoed dat geen gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed is, maar wel geheel of gedeeltelijk terugbetaalbaar is;

40)

“hoofdentiteit”: een entiteit die het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een vaste inrichting in haar jaarrekening opneemt;

41)

“groepsentiteit-eigenaar”: een groepsentiteit die, direct of indirect, een eigendomsbelang houdt in een andere groepsentiteit van dezelfde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep;

42)

“in aanmerking komend uitkeringsbelastingstelsel“: een vennootschapsbelastingstelsel dat:

a)

alleen winstbelasting heft wanneer de winsten worden uitgekeerd of worden geacht te worden uitgekeerd aan aandeelhouders, of wanneer de vennootschap geconfronteerd wordt met bepaalde niet-zakelijke lasten;

b)

belasting heft tegen een tarief dat gelijk is aan of hoger is dan het minimumbelastingtarief, en

c)

van kracht was op of vóór 1 juli 2021;

43)

“gekwalificeerde UTPR”: een reeks regels die in het interne recht van een jurisdictie ten uitvoer is gelegd, op voorwaarde dat die jurisdictie niet toestaat voordelen met betrekking tot die regels te verlenen, en die:

a)

gelijkwaardig is aan de in deze richtlijn of, wat jurisdicties van derde landen betreft, in de OESO-modelvoorschriften vastgelegde regels in overeenstemming waarmee een jurisdictie het aan haar toerekenbare deel van de bijheffing van een MNO-groep int dat krachtens de IIR niet in rekening is gebracht ter zake van de laagbelaste groepsentiteiten van die MNO-groep;

b)

wordt toegepast op een wijze die consistent is met de in deze richtlijn of, wat jurisdicties van derde landen betreft, in de OESO-modelvoorschriften vastgelegde regels;

44)

“aangewezen indienende entiteit”: de groepsentiteit, niet zijnde de uiteindelijke moederentiteit, die door de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep is aangewezen om namens de MNO-groep of de omvangrijke binnenlandse groep de in artikel 44 vastgelegde aangifteverplichtingen na te komen.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.